(door Bas Wilberink)
ZWARTSLUIS - ‘Van Kluis tot Kampagne’ heet het vijfde boek van Arend Zeebeer, ook bekend onder zijn echte naam Ermin de Winkel. De Sluziger zeeman schreef het over zijn vier maanden durende wereldreis van Gent naar het Israëlische Haïfa, op een 140 meter lang droge ladingschip.
Momenteel is De Winkel thuis en heeft een aantal maanden verlof, wachtend tot hij in de tweede week van december weer de zee op kan. Als eerste stuurman staat hij direct onder de kapitein, waarmee hij verantwoordelijk is voor de stabiliteit, het laden/lossen en het onderhoud van het schip. Zijn vaartuig vervoert zware speciale ladingen, zoals halve fabrieken en 200 ton wegende generatoren.
Zijn nieuwe boek gaat over een reis die op 13 mei 2015 begon in Gent en hem daarna in Turkije, Spanje, Antwerpen, Venezuela, de Verenigde Staten, Georgië en uiteindelijk Israël bracht. Onderweg maakte De Winkel weer de nodige dingen mee. “Zo gingen we van Baltimore naar Poti in Georgië”, vertelt hij. “Maar de organisatie in de haven aldaar was nogal slecht. Zware stukken worden normaal overdag gelost, omdat je het dan beter kan zien. Maar een containerschip dat voorrang had, had vertraging. Mijn ploeg had er al een lange werkdag op zitten. Maar om 21.00 uur konden we pas beginnen met lossen. Per zwaar stuk ben je wel 1,5 uur kwijt. Toen we eenmaal klaar waren, midden in de nacht, werd ons verzocht om de haven weer te verlaten. We hebben 18 tot 20 uur achter elkaar gewerkt, puur omdat het daar slecht geregeld was.”
En zo waren er meerdere voorvallen. Sowieso ligt het gevaar tijdens een wereldreis continu op de loer, al dan niet door extreem weer, dat De Winkel omschrijft als ‘een normale situatie’. Op de vraag of Ermin de Winkel de zee en zijn schip op dit moment mist, antwoordt hij met een lach: “Als kiespijn.” De 58-jarige merkt dat hij ‘een dagje ouder wordt’.
“Het begint zwaar te worden. Het is erg fysiek en de dagen zijn lang. Een bedrijfsarts van de rederij waarvoor ik werk, ging een keertje mee om te kijken hoe het is. Hij deed vervolgens verslag in het bedrijfsblad. Hij schreef dat hij nooit had geweten dat het schip zo verticaal is. Daarmee bedoelde hij dat het lang lijkt, maar het merendeel is laadruimte. We leven op het achterste deel met een toren van zes verdiepingen boven en vier onder.”
Ook zal de arts nooit meer beweren dat de bemanning meer fysieke training nodig heeft. “Want fysieke arbeid hebben we zat”, aldus De Winkel. “Zo kom ikzelf op elke plek van het schip om de lading te controleren. Ik heb eens uitgerekend dat ik daarbij wel 30 tot 40 verdiepingen op en neer loop.”
De stuurman denkt nog wel een aantal jaren te varen, maar hoopt op z’n 62e te kunnen stoppen. Hoewel hij nooit zal vergeten waarom hij ooit schipper wilde worden. “Vroeger dacht ik al: ik wil de wereld zien, andere landen bekijken”, vertelt hij. “Dat is me redelijk gelukt, ik ben op bijna alle plekken van de wereld geweest waar je met een schip kan komen. Alleen Noord-Amerika niet zo veel.”
Het mooie aan het werk vindt De Winkel de grote onafhankelijkheid. “Ik heb alleen een kapitein boven me aan wie ik verantwoording hoef af te leggen. De lijntjes zijn heel kort, met in totaal rond de vijftien man aan boord. Het is een heel close team. Dat brengt een grote vrijheid met zich mee, maar ook een grote verantwoordelijkheid. Maar daar kan ik mee omgaan.”