ZWOLLE – “Schrikbarend”, noemt verdachte Patrick S. uit Genemuiden als hij de foto’s ziet van het ongeval dat op 16 november 2018 plaatsvond in Zwartsluis. Die uitspraak doet hij in de rechtbank waar hij donderdag voorkomt voor het rijden zonder rijbewijs, zonder verlichting (in het donker) en onder invloed van alcohol en drugs en het veroorzaken van een ongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Zelf heeft de 25-jarige Genemuidenaar totaal geen herinnering aan het ongeval. “Hoe ben ik in die auto terechtgekomen?”, vraagt hij zich af voor de rechter. Die doet haar best om het antwoord te achterhalen, maar komt er ook niet uit. Nadat de advocaat van S. verklaart dat zijn cliënt geen antwoord weet op de vragen over de bewuste avond, concludeert zij dan ook dat dat ‘een zinloze exercitie’ is.
De eigenaar van de auto waarmee het ongeval veroorzaakt is, werd op de bewuste avond aangetroffen op de passagiersstoel. “Ik zou nooit iemand anders in mijn auto laten rijden”, verklaarde de eigenaar, Sijmon Visscher, meerdere malen tegenover de politie. Hij raakte, naar eigen zeggen, al voor het ongeval bewusteloos. “Ik heb het vermoeden dat ik gedrogeerd ben”, leest de rechter voor uit de brief waarmee Visscher gebruikmaakt van zijn spreekrecht.
Hij hield zwaar lichamelijk letsel (“Ik loop nog steeds mank”) over aan het ongeval. “Ik zit met de gevolgen, en blijf met veel vragen zitten”, citeert de rechter hem. Hij noemt het gedrag van S. ‘onverantwoordelijk’.
Zodra de rechter dat voorleest, schiet de verdachte in de rechtszaal uit zijn slof. “Ik heb geen rijbewijs, was zwaar verslaafd en toch heeft hij mij in de auto laten rijden.” Op de vraag van de rechter of S. na het ongeval nog contact heeft gezocht met Visscher, bevestigt hij dat. “Ik had hem gevraagd om te chillen, maar dat wilde hij niet. Nu weet ik waarom: omdat ie gewoon de boel loopt te bedonderen”, zegt S. “Je bent gek”, reageert zijn toenmalig inzittende vanuit de zaal.
Het slachtoffer uit de andere auto is in verband met werk niet naar de zitting gekomen. Zijn moeder is er wel en vraagt aan S. waarom hij nooit contact zocht met de andere partij. “Dat werd me afgeraden door de politie”, zegt S., die zich daarna omdraait en zijn excuses maakt: “Het spijt me voor uw man.” Meteen wordt hij gecorrigeerd: “Nou, het is m’n zoon.”
S. verklaart aan het begin van de zitting dat hij geen drugs meer gebruikt. Wanneer de rechter daar later op terugkomt, ligt dat echter genuanceerder. “Ik gebruik natuurlijk nog wel m’n wietje en een keer in de drie dagen een lijntje speed.”
De Reclassering had contact met S. over zijn drugsgebruik, maar die was daar niet van gediend en beëindigde het gesprek. “Ze begon alleen maar te zeuren over het zelfde”, verklaart hij. “Alleen maar over drugs en dingen.” Zijn advocaat grijpt in: “Aan de telefoon ontstaan er heel snel misverstanden met mijn cliënt.”
Wel raadt de Reclassering aan om, mocht S. in de gevangenis belanden, hem niet in een gewone, maar in een psychiatrische gevangenis te plaatsen. Dat wil de Genemuidenaar echter niet: “Ik ben geen psychopaat. En wat helpt het als ik vastzit? Als ik nou bijvoorbeeld verplichte hulp krijg opgelegd, dat kan beter dan dat ik vast kom te zitten. Want dan kan ik m’n dingetjes gewoon doen.”
Desalniettemin eist de officier van justitie een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Ook stelt hij voor om een vordering van 6264,15 euro en de wettelijke rente toe te wijzen aan de slachtoffers.
Over twee weken doet de rechter uitspraak.
Een uitgebreidere versie van dit verhaal is woensdag te lezen in De Stadskoerier.