Rechtbankverslag woninginbraken Hasselt (juli 2019)
Op 7 januari 2020 stonden de drie mannen voor de rechter die afgelopen juli op heterdaad zijn betrapt bij een woninginbraak in Hasselt. Het betreft twee mannen uit Almere en één man die geen woonadres in Nederland heeft. Ze zaten nog steeds vast en zaten dus al ongeveer een half jaar in detentie. De zaak werd uitgebreid behandeld door de meervoudige kamer (drie rechters) van de rechtbank te Zwolle en duurde meer dan vijf uur. Ze werden verdacht van diverse delicten. De Officier van Justitie vond dat er zes zaken bewezen kon worden, te weten vijf zaken in Hasselt en één zaak in Vollenhove. Andere zaken werden geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. In Hasselt worden de mannen verdacht van drie woninginbraken (inclusief het stelen van een dure Audi), één inbraakpoging, één inbraak in een auto en één woninginbraak in Vollenhove.
De mannen werden ondervraagd door de rechters. Elk kreeg afzonderlijk de vraag wat ze die dag in Hasselt deden. Ze gaven toe dat ze naar Hasselt waren gekomen met de bedoeling om in te breken. Ze ontkenden echter vrijwel alle zaken die de Officier van Justitie noemde. De Officier van Justitie noemde hen “berekende verdachten”. Volgens hem bekenden ze alleen maar datgene waar ze niet onder uit konden. Ze gaven geen openheid van zaken, zei hij.
Hoewel ze spijt betuigden van hun daden, antwoordden ze op heel veel vragen van de rechters: “Dat wil ik niet zeggen.”
Er waren ook enkele benadeelden aanwezig, die een schadevergoeding wilden van de verdachten. Ze hadden zich in het proces benadeelde partij gesteld. De schadevergoeding had betrekking op materiële en immateriële schade. Twee benadeelden kregen spreekrecht. Ze gaven aan wat voor impact de inbraak op hun leven heeft. Een gevoel van onveiligheid, angst en boosheid.
De meeste inbraken vonden plaats in de nacht van 21 op 22 juli 2019, in de vroege ochtenduren. Ze zijn door de politie aangehouden, nadat er een tip binnen kwam dat er verdachte figuren rondliepen in de wijk. Bij hun aanhouding werd gereedschap voor een inbraak aangetroffen, waaronder een breekijzer en een schroefsleutel. Bij de inbraken zijn werktuigsporen aangetroffen, die gelinkt konden worden aan het inbeslaggenomen gereedschap. Vervolgens zijn ook hun mobiele telefoons in beslag genomen. Hierop werden foto’s aangetroffen, die genomen zijn door via de brievenbus de deurmat in de woning te fotograferen, waardoor geconstateerd kon worden of er veel post lag, zodat men kon zien dat de bewoner vermoedelijk met vakantie was. Aan de hand van de mobiele telefoons van de verdachten kon bovendien de locatie vastgesteld worden van de plek waarvandaan gebeld werd die nacht. De verdachten weerlegden deze dingen door te verklaren dat de mobiele telefoon werd uitgeleend en anderen er dus ook gebruik van gemaakt kunnen hebben. Ook werden schoensporen als bewijs aangemerkt. Ook die sporen werden in twijfel getrokken door de verdachten.
De Officier van Justitie gaf aan dat we hier niet te maken hebben met “First Offenders”. De verdachten waren namelijk recidivisten. Ze hadden al van jongs af aan een strafblad. Sommigen hadden al meerdere keren een tijd in de gevangenis doorgebracht.
De Officier van Justitie stelde dat het wettig en overtuigend bewijs was geleverd voor de ten laste gelegde feiten. Er waren zelfs verzwarende omstandigheden, zoals inbraak in vereniging, gedurende de nachtelijke uren.
Hij eiste voor twee van de verdachten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voor de derde ging het om 30 maanden.
Elke verdachte had een eigen advocaat bij zich en die hielden een pleidooi, waarin zij vrijwel voor alle genoemde feiten vrijspraak eisten. Zij weerlegden de opmerkingen van de Officier van Justitie door te zeggen dat er sprake was van willekeur in de tenlastelegging. Er was onvoldoende bewijs en van medepleger zou geen sprake zijn. Er zou eerder sprake zijn van toeval. De benadeelden zouden niet ontvankelijk zijn. Ze hadden geen recht op schadevergoeding. De motivatie zou onvoldoende zijn. Volgens jurisprudentie zou het toekennen van schade in dit geval ook niet rechtsgeldig zijn.
De voorzitter van de rechtbank besloot de zitting door te zeggen dat de uitspraak over 14 dagen is. Dat is dus 21 januari. Afwachten maar.